Door toepassing van compost of digestaat wordt koolstof toegediend aan de bodem, waarvan een deel opgeslagen blijft over een bepaalde periode. De bodem vervult een belangrijk rol in die koolstofopslag. Meer koolstof in de bodem, betekent minder koolstof in de atmosfeer.
Bomen, struiken en andere plantensoorten zetten via fotosynthese zonlicht, water en koolstofdioxide (CO2) om in enerzijds zuurstof en anderzijds een voedingsbron, m.n. koolhydraten, om de eigen processen en groei mogelijk te maken. De koolstof (C) uit de CO2 wordt op die manier gebonden in planten.